Waar bent u naar op zoek?

blog

Synode debatteert over brandpunten voor de verkondiging

‘Een visie, dubbel blij’

17-11-2014

‘Het is een visie, niet mijn visie,’ zei de een. ‘Ik ben vier keer blij’, zei de ander. De bespreking van de door prof.dr. C. van der Kooi en prof.dr. G. van den Brink geschreven nota over de verkondiging riep afkeur en dankbare instemming op. En daarom sprak de synode vorige week niet alleen over haar boodschap in de wereld, ook over haar eigen bandbreedte.

Na jaren van (noodzakelijk) gesprek over de krimp van de kerk of de bevoegdheid van kerkelijk werkers verbaast het niet dat de Protestantse Kerk zich na tien jaar op inhoudelijke thema’s concentreert. Er is gesprek over het ambt, er is oog voor ethische thema’s – en vorige week kwam daar de verkondiging bij. Een stévig gesprek, wellicht mede mogelijk doordat we sinds vorig jaar 75 synodeleden kennen. Tegelijk een gesprek op goede toon.

In 2012 verscheen de Christelijke dogmatiek van prof. G. van den Brink en prof. C. van der Kooi (voortaan vdB&vdK), over enige weken beiden als hoogleraar aan de Vrije Universiteit verbonden. Het vuistdikke boek kreeg een goede ontvangst, een vaste plaats aan veel opleidingen voor theologiestudenten. De keuze van het moderamen om dit Amsterdamse theologenduo te vragen enkele brandpunten voor de kerkelijke verkondiging te formuleren, is daarom een logische, die objectief verdedigbaar is.

Vier brandpunten

In hun ‘theologische handreiking aan predikanten, kerkenraden en gemeenten’ richten vdB&vdK zich in het benoemen van waar het voor de kerkelijke verkondiging in ónze tijd op aankomt op vier brandpunten: schepping en eerbied, kwaad en hoop, openbaring en geloof, gemeenschap en transformatie, door hen verwoord als een combinatie van inhoud en houding. Hiermee willen zij krachtige tendensen in onze cultuur weerspreken: naturalisme, cynisme, agnosticisme, individualisme.

De handreiking van vdB&vdK kan ik hier niet samenvatten. Toch enkele gedachten eruit. Ze schrijven dat:

– ons bestaan geworteld is in de scheppingswil van een God die wij als Vader mogen aanroepen;

– het geloof in een open hemel diepgang en duiding aan de dingen geeft, waarbij het erop aan komt God God te laten zijn;

– het erop aan komt door te stoten naar een realistische zondeleer, om te zien dat wij mensen linksom of rechtsom zelf verantwoordelijk zijn voor het meeste lijden op aarde;

– de preek niet enkel uitleg is, maar allereerst Woord van God dat vertolkt en toegepast wordt;

– God het diepste van Zijn wezen open gelegd heeft in Christus, zodat we kunnen weten wat Hij ons in Zijn goedheid schonk;

– persoonlijke heiliging allereerst betrekking zal moeten hebben op het leven van de gemeente als christelijke gemeenschap.

Geen catechisatie

In zijn toelichting vooraf legde prof. Van der Kooi beider theologische kaarten op tafel en was hij helder over de status van het rapport. ‘Het gaat niet over wat wij nóg geloven. Aan dat denken doen wij niet mee! Onze studenten zeggen: ‘Vertel ons maar in hedendaagse taal waar het christelijk geloof voor staat, want wij hebben geen catechisatie gehad.’ De nota is niet meer dan een handreiking, de functie is aanzetten tot gesprek, voor kerkenraden en predikanten. Ze vervangt niet het belijden.’

Ds. H.A. Smits sprak namens de commissie van rapport, een groep synodeleden die met elkaar de vergadering voorbereidde. Ze uitte waardering voor ‘dit goed en intelligent geschreven stuk’, dat naast herkenning ook vervreemding opriep. ‘En bij herkenning en vervreemding heb je niet direct gesprek, terwijl dat juist wel beoogd wordt.’ Zelf miste ze aandacht voor twijfel en aanvechting.

Dr. R. de Reuver sprak namens de Generale Raad van Advies. Hij signaleerde dat ‘schepping, zonde, verlossing, heiliging het paradigma (een samenhangende wijze van denken, red.) is. Vraagt onze seculiere tijd echter niet om een ander paradigma, een nieuwe toespitsing van de verkondiging? Verkondiging is naar een woord van Bonhoeffer ook gebed en het goede doen.’

Adam en Eva

Een lange reeks van sprekers kwam vervolgens nogal eens uit bij herkenning, of bij vervreemding.

Oud. G.J. Zuurmond (classis Schiedam) zei niet zo veel met de nota te kunnen. ‘Met de antwoorden heb ik moeite.’ Wat bedoelen de auteurs als ze stellen dat de schepping goed begonnen is en toen de zondeval kwam; is dat de mythe van Adam en Eva? Ik begrijp dit niet.’ Hij riep op zuinig te zijn op de veelkleurigheid van de kerk.

Diaken A.D. Drost (classis Heusden-Almkerk) zei dat hij onder de verkondiging zoekt wat de nota verwoordt. ‘In alles heeft God het beslissende woord; Hij is geen kracht of macht, maar een Persoon. Het gaat om het kruis, waar de Zoon van God onze zonden wegdroeg.’

Dr. G.J. Mink (classis Bommel) vond de inhoud van de nota ook van belang voor de dienstenorganisatie, voor het missionaire werk en voor Kerk in Actie, alsmede voor de pioniers. ‘En stuur het rapport ook aan ieder die een preekconsent heeft.’

Ds. M.G. Pettinga (classis Edam-Zaandam) zei dat de auteurs de zaak bewust schreef trekken, ‘en ik ben hen er dankbaar voor. Het begin bij de schepping vind ik een gouden greep. Dat is een aanknopingspunt voor het gesprek in een cultuur waarin miljard jaar meer er niet toe doet.’ Hij stelde wel de vraag hoe spreken van God samenhangt met menselijke ervaring.

Oud. Th. van den Bos( classis Zeist) zei vier keer blij te zijn: ‘Om de inhoud, om het geluid dat daaruit klinkt, blij met de apologetische aspecten daarin, blij met de vier gekozen brandpunten.

Ds. R.H. van der Rijst (classis Haarlem) noemde de nota een goede, gedegen visie op wat brandpunten in deze tijd kunnen zijn. ‘Maar, het is een visie, niet mijn visie. De vraag is daarom hoe we met verschillen omgaan.’ Hij stelde voor dat mensen uit verschillende stromingen of modaliteiten een vergelijkbaar stuk zouden maken, wat toegevoegd werd aan deze nota. De motie die ds. Van der Rijst hiervoor indiende, kreeg de steun van 32 van de 76 synodeleden en werd daarmee verworpen.

Krachtig geloof

Ds. F. van Roest (classis Katwijk) nam afstand van de gedachte dat de opstellers de inhoud van de nota bepaalden. ‘Dat geldt van elke nota. Er spreekt een krachtig geloof uit. De kerk is niet geroepen te reageren op de waan van de dag.’

Diaken B.J. Robbers (classis Amsterdam) zei dat de nota hem deed denken aan de catechismuspreken van zijn vader, ds. P. Robbers. ‘Die preken waren betrokken, maar leerstellig; het ging over een andere wereld dan waarin wij leefden. Ik hoorde mijn broeder Drost iets zeggen over het kruis op Golgotha; dat kan ik ook zeggen, maar vanwege de symbooltaal heb ik er heel andere gedachten bij.’

Prof. F.G. Immink (adviseur namens PThU) meende dat duidelijker moet worden wat je onder verkondiging verstaat. ‘ik las de nota als kernen van belijden, terwijl er in de verkondiging ook ruimte is voor tegenspraak. Dat merk je op deze synode.’

Visitatie

Prof. Van den Brink was blij, zei hij in zijn reactie, dat niemand opgemerkt had: ‘Jullie gaan aan de echte brandpunten voorbij.’ Hij legde er de vinger bij dat evenmin gezegd werd wat nu het vervreemdende in de nota was. Hij zegde toe te zullen kijken naar passages die als badinerend ervaren werden. ‘We willen wel prikkelen.’

Prof. Van der Kooi kritiseerde de synode dat ze kritische vragen stelde over de passage over de visitatie. ‘U weet toch wel dat de visitatie nauwelijks werkt? En dat bijzondere visitatie nauwelijks werkt? Waarom draait u om de hete brij heen?’

Scriba dr. A.J. Plaisier zegde toe dat de nota ‘behoorlijk bewerkt’ zal worden, maar dat de vier brandpunten voor de verkondiging blijven staan, in een solidaire dialoog met de tijd. ‘Dan is het een woord van de kerk voor in onze rugzak, een aanzet tot gesprek.’

En toen was de ‘theologische handreiking’ geworden tot een ‘aanzet tot gesprek’, een gesprek dat ter synode reeds hartstochtelijk gevoerd werd. In die zin doet ‘Brandpunten voor de verkondiging’ nu al haar werk. Zo gaat dit bezinnende en belijdende document ondanks 22 tegenstemmen de kerk in, als gespreksstof voor werkgemeenschappen van predikanten, voor kerkenraden en andere gremia. Gedragen door het gebed tot de Heilige Geest, die ons leert waarop het vandaag en morgen in de verkondiging op aankomt.

Opvallend

Hoe komt het overigens dat de diversiteit in geloofsvoorstellingen na langere tijd zo sterk in de vorige week gehouden synode aan het licht kwam? Een met de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond sympathiserende afgevaardigde – overigens van beide geen lid – zei me dat voor het eerst zichtbaar werd dat er minder afgevaardigden uit de kring van de Gereformeerde Bond zijn. En inderdaad, het is opvallend dat de afgevaardigde van de classis Nijkerk in het debat over de verkondiging de vraag stelde wat er te zeggen is over het geloof in een scheppende God en of wij mensen echt verantwoordelijk zijn voor het kwaad. En het is opvallend dat de afgevaardigde van de classis Woerden in dit gesprek opmerkte de toon van vdB&vdK soms te ferm te vinden. ‘Ik mis het wezenlijke niet-weten. En, er zijn andere theologen aan te halen, zeker als je aan het klassieke theïsme (de opvatting die één persoonlijke God of godheid erkent, red.) voorbij wilt komen.’ Nijkerk en Woerden zijn twee classes die de voorbije tijd vrijwel altijd een afgevaardigde uit de kring van de Gereformeerde Bond kenden.

De krappe meerderheid die het rapport ‘Brandpunten in de verkondiging’ kreeg – tegelijk wél een meerderheid, dat zij als eerste dankbaar onderstreept –, maakt duidelijk dat aanwezigheid en deelname aan het gesprek in de synode heel relevante uitingen van dienst aan de kerk zijn. Ondertussen denken we minder in categorieën als meerderheid en minderheid, maar blijft het gebed voor de kerk en het getuigenis in de kerk onze eerste roeping. In dat getuigenis vanuit het Evangelie weten we ons verbonden aan de rijke inhoud van de belijdenis van de kerk, ook ten aanzien van de verkondiging. Aan dat getuigenis droeg het rapport van vdB&vdK zeker bij.

P.J. Vergunst